Over de man met honderd truien en Cavendish
11 juli – rit 12 – Fougères – Tours
Een sprinter is een tegenstrijdig wezen.
Lichaam ongeschikt, kiest hij voor het malen van ellenlange wegen.
Cipollini. Petacchi. Bettini. En -what’s in a name – Bontempi.
Een sprinter is een spaarzaam wezen.
Hij drijft mee met bus en peloton.
Verbijt bergen. Overleeft zuinigjes een tijdrit of twee.
Boonen. Van Looy. De Vlaeminck. En meneer Maertens!
Een sprinter is een ontploffend wezen.
Zijn snelheid en vermogen exploderen.
Scheurt zich net op tijd uit de trein los.
Ook chaos laat zich berekenen.
Jalabert. Pélissier. André… Darrrrigade!
Een sprinter is een winnend wezen.
Hij stampt en strijdt en stuwt.
Trapcadans hevig. Hartslag ontketend. Springen als een kat.
Duwen. Wroeten. Wringen. Pieken. Helemaal in het rood.
Abdoujaparov. Kelly. Zabel. En de Cav! van Cavendish.
Een sprinter is vandaag de heer van Tours.
Hij vreet de laatste kilometer, goud en dynamiet, knechten één voor één weg gepeld.
Valpartijen. Een ontregelend lanceren. Remonteren.
Een rasechte millimeterspurt. Hij springt net snel genoeg.
– Na minutenlange verwarring – Het weerklinken van één naam. Een net iets snellere Duitser.
– Fleur De Meyer
Reacties
Nog geen reacties