De editie 2014 van Geelzucht is van nabij te volgen op navolgend adres: http://geelzucht.weebly.com.
Je bent ook daar meer dan welkom!
21 juli – rit 21 – Versailles- Parijs
of hoe koning Filip vandaag even Louis XIV mag zijn
We schrijven zondag 21 juli 2013: in Versailles weerklinkt
het finale startschot dat renners richting vuurwerk stuurt,
een herrezen Roi Soleil wuift met wufte hand en
vanonder zijn protserige vlooienpruik het peloton uit,
onze kersverse koning met goudgele kroon op het hoofd rijdt
in een open limousine mee tussen felgekleurde schildknapen
die zijn royaal gesponsorde hofhouding vormen.
300km noordwaarts, in Brussel, tuft de bezemwagen
achter de afgetreden koning aan, Albert II kreunt en zweet,
zijn gemalin Dolce Paola reikt hem liefdevol een zakdoek aan,
hier geen geldverslindende en blinde Oranjegekte
met een ver en vies Videla-geurtje maar de pijn
van een gebarsten land, craquelé als op een oud schilderij.
De nieuwe Vorst is door papa aangemaand om uit
la douce France een forse tube colle-tout mee te brengen,
kwestie van waar mogelijk nog wat stukken te lijmen,
Magritte penseelt postuum het land tot surrealistisch meesterwerk,
Tourspeaker Daniel Mangeas vormt drie talen om
tot het ultiem verzoenend Belgisch Esperanto.
Wie vanavond onder de Arc de Triomphe ook zijn handen
zegevierend de zwoele Parijse avondlucht moge induwen:
in een droom zie ik een snelle Oude Belg die triomfeert,
Sercu, Vannitsen of Van Looy, mij om het even.
-willie verhegghe
20 juli – rit 20 – Annecy – Annecy Semnoz
Vandaag heeft Karl May op de hoogte van een Franse Alp
zijn heroïsch westernduo de wielerhemel ingeschreven:
Old Jens Voigt werd Shatterhand, jonge indiaan Quintana Winnetou.
Ze hadden hand in hand over de eindmeet moeten kunnen rijden:
de renner die leeftijd en verleden met zalig wiegende bewegingen
aan zijn koersbroek lapt en de Colombiaanse hoop in
bange na-Epo-tijden die ooit met een knalgele zonnetrui
het hautaine Parijs in wielerlichterlaaie zetten zal.
Want dit is poëzie als koers vermomd, dit zijn de helden
op dunne rubberrepen, zij geselen het karbon met hun zweet,
slikken kamwielen in, duwen kettingen aan flarden.
Ik schrijf hen naar de eeuwige roem die sporadisch ook
een dichter overvalt maar dan nadat hij al lang gestorven is.
Renners als levende standbeelden, het bruin van brons op benen,
de Tour als een granieten sokkel voor hun eeuwigheid.
– Willie Verhegghe
– voor Miel Vanstreels, bij een foto –
De gouden rijkdom van de jaren vijftig:
renners die in wollen truien staan gehuld en
fier in het flashlicht van de zon staan te staren
wanneer een fototoestel hen in witzwart vangt.
Een klein jongetje likt ongegeneerd aan een ijsje,
hij zit op de fietsbuis van de renner van ‘Les Sports’,
zijn papa is ook coureur en torst drie sterren op de borst,
zeven oudere jongens vormen een erehaag,
de vijf renners poseren voor een groot reclamebord
‘ Rene Vanstreels/velos, motos, wasmachines, drogers ‘,
een bizarre mercantiele combinatie van olie, kamwielen,
bougies, benzine, wassen en drogen.
Op de foto staat ook één enkele vrouw:
is zij de zus, het lief of de vrouw van een der renners ?
Het begrip en woord waren in die tijd nog ongebruikelijk
maar de testosteron vliegt haar onmiskenbaar om de oren.
Eén renner staat met worstenhelm getooid, één kijkt weg
van de camera, in profiel lijkt hij op de grote Anquetil.
Er is ook reclame zichtbaar van Rizzla en Het Nieuwsblad.
Het ijslikkend jongetje is voorbestemd om later gek te worden.
Van de fiets. Een zalig ongeneeslijke kwaal.
– Willie Verhegghe
20 juli – rit 20 – Annecy – Annecy Semnoz
Beste Nairo,
proficiat met je
schitterende
zege,
met die donkere blik,
in die witte trui
heb je heel Colombia
in vervoering
gebracht,
geen wonder dat
er nu al gedroomd
wordt van het
geel,
mooie klim trouwens,
die Crêt de Chatillon,
vond je niet?
een eindje verderop
ben ik ooit
na een vermoeiende
tocht in een duister
bos verloren gefietst
met mijn dierbare
echtgenote,
ik kan je verzekeren,
mijn liefste vond
het bijzonder
klote
-Miel Vanstreels
19 juli – 19de rit – Le Bourg-d’Oisans – Le Grand-Bornand – bergrit
1 Col du Glandon, 1983
Ik wilde wielrenner worden, dus
zou ik op vakantie de Glandon
eventjes opfietsen. Een oud vrouwtje
schudde het hoofd toen ik halverwege hijgde:
‘C’est dur, hein!’ Zij wist dat
ik geen wielrenner worden zou.
2 Poëzie!
Echte Wase dichters zijn de wijsheid
zelve: ‘Als het over is, is het over
en als je het loslaat, is het weg.’
Ik voeg aan Vreemdsoortig Gebied
nederig de naam José De Cauwer toe.
3 Wie de fuk
Mijn nonkel Bernard (✝) zou gisteren
en vandaag heel tevreden zijn geweest
met de camera uitvoerig op de dikke
bergen en de mist rond toppen vol met sneeuw.
Hij wist altijd perfect dat één renner
had gewonnen. Hij wist alleen nooit wie.
4 Col de l’Épine
Dit is de Ronde van de Dichters
want poëzie is hoger dan de koers
in deze rit. ‘De laatste twee bergen
zijn toch bergen, en niet vlak’,
fluistert Valerio Piva voor zich uit.
Geef mij maar Wase poëzie.
5 Costa Brava
Het wijde niets van demarrages,
het wijde even weinig van een solo
in de Alpen. Een renner rijdt zich vast
in de tijd. Alsof het zo hoort.
Dan is er die eindelijke
regen en het romantieke schijnsel
van koplicht op asfalt.
Het duister slokt de wedstrijd op.
Maar er dient gewonnen. Dus
niet geremd in natte bochten, vol
naar de streep onder het vers en
na de signatuur een vette punt.
Rui Costa in Le Grand-Bornand: hoop
op poëzie van een propere hand.
– Frank Pollet
18 juli – rit 18 – Gap-Alpe-d’Huez – bergrit
Op en af en op en af vandaag weer, met
een paar griezelige duiken. En tussen
oogverblindend veel oranje door. Hier
lijkt het wel of Nederland bergachtig is.
Mollema kan het wel blauw blauw laten
maar stoppen is geen optie. Schijnstootjes
volgen elkaar zo rap op dat er amper te
pareren valt. Hij zakt. Warmte drijft zwaar
als zomerwind die over woestijn de
geur van leeuwen brengt. 177 renners
onderweg. 177 keer andere angst, 177
keer andere hoop. Veeltintige karakters
op zoek naar heimwee naar winst, naar
de dag van het sluitend bewijs dat ze er
ooit echt geweest zijn. Het amen op deze
etappe komt van Christophe Riblon.
Hij zou wel willen huilen, maar hij durft niet.
– Bert Bevers
-17 juli – rit 17 – Embrun-Chorges –
Beste Chris,
proficiat
met je zege,
een memo-
rabele tijdrit
weer,
wie durft er
nog te twijfe-
len aan jouw
geel?
je schreef, je
trapte vandaag
opnieuw historie,
als rijmelaar
moest ik dus op
zoek naar woor-
den die iets
hebben
met formidabel,
magistraal of
glorie
-Miel Vanstreels
GeelZucht – het boek!
Van dit hebbeding worden, naar goede gewoonte, slechts 100 hardcover-exemplaren gedrukt. Zij worden genummerd én gesigneerd door de vijf dichters.
Prijs 19 euro INclusief verzendkosten (in België – voor Nederlandse bestellers hebben we een andere regeling uitgewerkt: zie HIER.)
GeelZucht IV bevat alle gedichten van het gelijknamige blog, aangevuld met 5 fonkelfrisse, speciaal voor dit boek geschreven en dus nog ongepubliceerde gedichten van de 5 GeelZucht-dichters van dit jaar.
Bestellen kan door storting van 19 euro op iban be32 7512 0416 1802 bic Axabbe22 van de letterloods vzw, Palingsgat 54, 9111 Puyvelde, met vermelding GeelZucht.
Wie een factuur wil, vermeldt het best: Factuur.
Het leven kan soms verrassend eenvoudig zijn…
B o e k p r e s e n t a t i e
Het boek wordt trouwens boven de doopvont gehouden op zondag 18 augustus eerstkomend in het Centrum Ronde Van Vlaanderen in Oudenaarde.
Alle info hierover volgt. Hou alvast deze datum vrij!
16 juli – rit 16 – Vaison-la-Romaine-Gap – heuvelrit
In het begin van de rit dacht hij aan het
20ste eeuwse handschrift van zijn grootvader.
Hij peinst vaak over hem. “Doe goed voort
mijn jongen, doe zo verder. Smijt je zo hard
als je kunt,” zou opa gezegd hebben mocht
hij er nog geweest zijn. Vandaag vergat hij
evenmin hoe diens hand zijn kont telkens
weer op weg duwde, naar nog verder. Maar
zie er maar eens uit te komen, uit zo’n revolte
van wringers. Je bent immers niet de enige
met die drang naar daar. Ploeterend door de
hitte willen ze allemaal de vrijkoop tegemoet.
“Wat gebeurt hier? Hoe krijg ik dit gedecodeerd?”
schoot door zijn hoofd. Iederéén denkt immers
dat hij alles kan hier, of toch veel. Maar zijn
denken bleef wielvormig, zijn ademen wilde niet
van stokken weten. Eindelijk een tweede etappe
beet. Wat is hij trots hier op het hoogste schavotje:
negenenzestig kilo kloppende leegte even
centraal in een zinderende vallei.
– Bert Bevers
een na-Ventoux-gedicht
– voor Bert Wagendorp-
Tweede rustdag – 15 juli
Het was er allemaal en in volle glorie:
de langverwachte witte woede van de kalkrots,
het gek en zwetend vendelzwaaiend volk,
de razernij der toeterende wagens,
de hete strijd op het smeltend asfalt.
Met als sportief supplement het koffiemolendraaiend
gele mannetje van Mars met hoog vroem-gehalte
alsook de koortsig klimmende indiaan Quintana die
met zijn ademnood aan de betreurde Tom deed denken.
En ’s avonds bij Karl vive le vélo-seigneur Merckx
die de pers vermaant en wil dat het nu eindelijk stopt
met al dat oprakelend dopinggedoe uit vervlogen tijden.
En gelijk heeft hij.
Zo ook bij Mart de kwiek ogende Marijn de Vries
die gewoon vraagt om van de koers te genieten.
Het is rustdag nu, de rust der krijgers brengt me
bij Laurens ten Dam: telkens ik zijn kop zie
denk ik aan een lekker ouderwetse guerrillero
die ooit nog aan Che Guevara’s zijde
in Bolivia heeft gevochten.
I like Laurens, zijn goed oog, zijn klare taal.
– Willie Verhegghe
Wie erop zit te wachten, kan het vanaf vandaag bestellen: de 4de editie van GeelZucht – het boek!
Van dit hebbeding worden, naar goede gewoonte, slechts 100 hardcover-exemplaren gedrukt. Zij worden genummerd én gesigneerd door de vijf dichters.
Prijs 19 euro INclusief verzendkosten (in België – voor Nederlandse bestellers hebben we een andere regeling uitgewerkt: zie HIER.)
GeelZucht IV bevat alle gedichten van het gelijknamige blog, aangevuld met 5 fonkelfrisse, speciaal voor dit boek geschreven en dus nog ongepubliceerde gedichten van de 5 GeelZucht-dichters van dit jaar.
Bestellen kan door storting van 19 euro op iban be32 7512 0416 1802 bic Axabbe22 met vermelding GeelZucht.
Wie een factuur wil, vermeldt het best: Factuur.
Het leven kan soms verrassend eenvoudig zijn…
B o e k p r e s e n t a t i e
Het boek wordt trouwens boven de doopvont gehouden op zondag 18 augustus eerstkomend in het Centrum Ronde Van Vlaanderen in Oudenaarde.
Alle info hierover volgt. Hou alvast deze datum vrij!
Of de klim van Augustinus en de Bergfrikaan
14 juli – rit 15 – Givors – Mont Ventoux
Een bezige proloog
De berg is er klaar voor. De weg erheen ook.
Renners zijn er klaar voor. De fietsen ongetwijfeld ook.
Televisietechnici steken kabels. Helikopters vliegen rond.
André niet te bereiken. Duizenden op weg naar de top.
Mompelde ooit Augustinus: Mensen bewonderen de hoogte van de bergen.
Stoere watervallen en de baan der sterren, maar merken zichzelf niet op.
Een hele lange naar lavendel geurende aanloop
Fransen in de aanval. Vlammen naar de berg.
Even feestelijk. Heel erg hors ca–té–go–rie.
Geurige lavendelvelden. Tien hazen kiezen ’t pad.
Strijden om seconden. De renners willen koers.
Dacht Augustinus: Niemand weet, jammerlijk in het ongewisse.
Uit welk leem hij is gemaakt.
Een keiharde klim
Ha! Geen berg om mee te lachen. Verbrokkeling een feit.
Springen, dansen, punten pakken. Een wheelie op de Ventoux!
Door mensenhagen koersen. Rook. Pruiken. En – verdorie – zelfs een everzwijn.
De Bergfrikaan versnelt na wat gekeuvel. Verlies en winst terugpakken. Dat is winnen op de Ventoux.
Fluisterde Augustinus: Geef mij deugdzaamheid.
En abstinentie. Maar nu even niet.
– Fleur De Meyer
13 juli – rit 14 – Saint-Pourçain-sur-Sioule – Lyon – heuvelrit
1
Zeven cols, hoe slaapverwekkend
kan wielrennen zijn. Gelukkig
is er nog het televisie-interview
met een spannende Wase dichter
die de rit van gister samenvat:
‘Als de bomen ineens ophouden
en alles is open, kan het gebeuren.’
Ik voeg aan mijn bloemlezing
Vreemdsoortig Gebied de naam
Thomas De Gendt eerbiedig toe.
2
In geval van hoger land
is Johnny er weer: Nederland boven!
Ik citeer de Wase dichter:
‘Als iedereen een rustdag wil,
behalve zij die voorop rijden’,
neemt Johnny het juiste besluit.
3
Morgen 14 Juillet, dus
moet een Fransman.
Simon wordt duidelijk
gemaakt dat het vandaag nog
de 13de is.
4
De meeste Wase dichters
zie je de hele dag niet.
– Frank Pollet
–de jaren vijftig en zestig-
Beste mensen
van de Avondetappe,
Tour du Jour en Vive
le Vélo,
mooie avonden
zijn het,
alsof ik weer
als kind
tussen de coureurs
en de supporters uit
de buurt
in het werkhuis
van mijn vader
zit,
de sterke verhalen,
de dromen, de
drama’s,
de passie
en het gevit
-Miel Vanstreels
12 juli – rit 13 – Tours – Saint-Amand-Montrond – vlakke rit
Hop, daar vertrok het weer, dat dagkonvooi
vol verliezers op één na. Al won ook Mollema
een beetje eigenlijk, en Contador. Dat wel. Hij
voelde zich lekker vandaag, genoot van de geur
van kamperfoelie en hoorde langs de kant fleurige
meisjes giechelen. Maar verder verfijnde stilte het
rijden lang. Wat ging het eensklaps hard, toch.
Wie had nu in deze vlakke rit zo’n slagveld verwacht?
Valverde van twee naar zestien. Hij mocht die kerel
toch al nooit, dus why care? Zelf was hij lekker met
de kopgroep mee, met dank aan Chavanel vooral.
Geen schuiloord voor het gonzend bloed nu
echter: er moet gepraat voor camera’s. In talen
allerhande als het even kan, maar hij kent er
slechts één. Soit, hij kan er alles in verhalen.
– Bert Bevers
bedenking bij 10 / 11 juli – ritten 11 / 12
Je mag in volle massasprint
een renner op de grond stampen
en bij een lastige vraag het dictafoontje
van een journalist afpakken
als je maar Mark Cavendish heet.
Je mag in een kleine tussensprint
niet heel eventjes de deur dichtdoen
als je maar Kris Boeckmans heet.
– Frank Pollet
12 juli – rit 13 – Tours – Saint-Amand-Montrond – vlakke rit
Mooie suggestie
voor een slimme reclame:
Kittel drinkt Vittel!
– Bert Bevers
Over de man met honderd truien en Cavendish
11 juli – rit 12 – Fougères – Tours
Een sprinter is een tegenstrijdig wezen.
Lichaam ongeschikt, kiest hij voor het malen van ellenlange wegen.
Cipollini. Petacchi. Bettini. En -what’s in a name – Bontempi.
Een sprinter is een spaarzaam wezen.
Hij drijft mee met bus en peloton.
Verbijt bergen. Overleeft zuinigjes een tijdrit of twee.
Boonen. Van Looy. De Vlaeminck. En meneer Maertens!
Een sprinter is een ontploffend wezen.
Zijn snelheid en vermogen exploderen.
Scheurt zich net op tijd uit de trein los.
Ook chaos laat zich berekenen.
Jalabert. Pélissier. André… Darrrrigade!
Een sprinter is een winnend wezen.
Hij stampt en strijdt en stuwt.
Trapcadans hevig. Hartslag ontketend. Springen als een kat.
Duwen. Wroeten. Wringen. Pieken. Helemaal in het rood.
Abdoujaparov. Kelly. Zabel. En de Cav! van Cavendish.
Een sprinter is vandaag de heer van Tours.
Hij vreet de laatste kilometer, goud en dynamiet, knechten één voor één weg gepeld.
Valpartijen. Een ontregelend lanceren. Remonteren.
Een rasechte millimeterspurt. Hij springt net snel genoeg.
– Na minutenlange verwarring – Het weerklinken van één naam. Een net iets snellere Duitser.
– Fleur De Meyer
10 juli – rit 11 – Avranches – Mont Saint-Michel
Beste Tony,
proficiat
met je zege,
in de Tour glans-
rijk gloriëren in de
regenboogtrui op
een regenboog-
fiets!
hoe diep moest
je gaan op die
58×11, hoeveel
dieper dan
diep?
ik heb vanmiddag
ook tegen de tijd
gefietst,
ik was wat laat
voor jullie rit,
uitzwetend
voor de TV
dacht ik
(een beetje
oneerbiedig
misschien):
een mens trapt
zich onnozel
om andere
onnozelaars
aan het werk
te zien!
–Miel Vanstreels
9 juli – rit 10 – Saint-Gildas-des-Bois-Saint-Malo
Een kleurloze rit tussen eeuwenoude katholieke steden,
met heilige namen die elke agnostische twijfel wurgen:
tussen Saint-Gildas-des-Bois en Saint-Malo de orgie
van schreeuwerige lettertruien rond afgetrainde torsos,
overdadig zweet op armen, de geoliede blinkende billen
en een lange ontsnapping zonder spanning of verhaal.
Of toch heel even wel: de mooie zwarte renner Kévin Reza
die na pech rustig op een nieuwe fiets te wachten staat.
Omdat de rit zich in haar eigen leegte klem rijdt
daalt de dichter dan maar stil en piëteitsvol
in het graf der groten af: dit keer dat van Louison Bobet,
koersseigneur met drie maal geel getooid en vooral
hemels heerser in de Casse Déserte van de Izoard
waar Coppi hem in zijn camera obscura vatte.
Louison rust nu in zijn kist en op zijn lauweren
in Saint-Méen-le-Grand waar het geeuwend peloton
als een slingerende slang de kilometers maalt .
Alles rept zich naar het sprintend einde aan de oceaan,
schrijfreus Chateaubriand keert zich op het mini-eiland
in zijn watergraf, negeert met hautaine dode rug de Tour en
sluit de ogen voor twee Teutoonse Pantsers die zich wild
en ongenadig op de eindmeet storten. Heil Kittel !
– Willie Verhegghe
Of de raid op Saint-Nazaire
8 juli – eerste rustdag – Saint-Nazaire
Het is de raid op Saint-Nazaire.
Geen knallende kamikazeschepen. Geen demarrerend droogdok. Geen fluitende bommenregen.
Kleurrijke ploegen op één bus, vreedzaam en jongensachtig lacherig. Samen het vliegtuig op.
Tijd voor de raid op Saint-Nazaire. Met strandstoelen en een hapje. Tijd voor de slag om de eerste rustdag.
Oranje heren strekken terecht met trots de benen. Het kan wel eens verkeren.
Een jaar geleden, Wout uitgeteld in een berm. Robert niet geel, maar bont en blauw.
Johnny schreeuwend om een wiel. En Bauke, wel ja.
Zou het slagveld met een onwaarschijnlijk pijnlijke derrière verlaten.
Een ambitieuze kniekapotte Belg in tranen terug naar huis. Een zero zero cinque Spanjaard vol vertrouwen.
Een Duitse tijdritspecialist verzekert, herrekent. Morgen weer voluit.
Een gele vrome Afrikaan, demarreert wel eens zijn kopman uit het wiel, argwanend bekeken.
Vandaag zit elke renner in de zetel. Houden ze en bloc de benen stil. Morgen aan de Franse bomen schudden.
Het zijn nerveuze en zware slagen, het slagveld in de eerste week.
Corsica overwonnen. Pyreneeën en zichzelf getemd. Oorlogsheren op een zucht en een zakdoek van elkaar.
Knechten sneuvelen. Staan als Lazarus weer recht. Misschien gaat het om seconden. Het is telkens een gevecht.
Wonden likken en hergroeperen. En vooral fietsen prepareren.
Morgen is er opnieuw een slag. En Parijs is nog heel ver weg.
– Fleur De Meyer
7 juli – rit 9 – Saint-Girons – Bagnères de Bigorre
Beste Daniel,
proficiat
met je zege
Fuglsang had geen
schijn van kans
in die sprint à deux,
wat een ouderwets spek-
takel vandaag, het slag-
veld na amper een uur,
de gieren vlogen letter-
lijk boven de gelosten,
je had ze moeten horen
de commentatoren van
TV 1, NOS en Eurosport,
ouderwets warm
dat was het ook
op de Peyresourde griste
Bardet een flesje water
uit de handen van een
verbaasde toeschouwer
en dan die stoïcijnse
Froome, ook zonder ploeg
is the Sky voor hem
the limit,
ik zal je maar niet vragen
of je onderweg het monu-
ment voor de onfortuinlijke
Cassartelli hebt gezien
of je een beetje hebt opgelet
in de bocht waar Ocana
de Tour van ‘71
verloor,
vanuit Bagnères reed ik
ooit met mijn 67 jarige
vader naar de Col
d’Aspin
mijn verwekker
zou de top niet halen
zestien jaar lang
heeft hij daar nog
van kunnen balen
–Miel Vanstreels
Rit 8 – 6 juli – Castres – Ax 3 Domaines – bergrit
1 Tot Usson
Ecce Hoogerland: hij
heeft alles gebroken, gescheurd
wat er te scheuren en te breken
valt.
Een chiasme. O doornenkroon
van schrikdraad in het vlees.
2 Col de Pailhieres
De hoogte valt diep
in de adem en snijdt de benen
af. Ongenadig heerst de zomer
in het bloed: meisjes
ontbloten de kuiten en de kuiten
van de renners spreken zuur.
Een kopman voelt zijn hartslag
stijgen, trapt de trefzekere tred
van het roofdier. Sky & de limit.
3 Rijmpje bij wijze van intermezzo
Een Columbiaan op een colletje
van eerste categorie –
hij speelt zijn eigen rolletje:
eventjes riebedebie.
4 Rijmpje bij wijze van geelzucht
‘Ik spring zoals ik zeg –
gretig als een Jaguar:
mannen, ik ben er nu mee weg,
bekijk het allemaal maar!’
– Frank Pollet
5 juli – rit 7 – Montpellier-Albi – heuvelrit
“De hele rit verloopt als in zwart-wit
maar het publiek veert uit gemompel op
wanneer aan de meet alles open kleurt:
hij gooit zijn naam, zijn lijf en zijn plaats
in de geschiedenis over de meet, slaat
een kruis en wijst naar daar waar
de mensen denken dat de hemel is.”
Ik had het zo mooi gedroomd, en even
dacht ik dat mijn durven goed was voor nog
eens een dagsucces in dit vreemde land.
Dju, wat een dreunende achtervolging.
Waarom kreeg mijn vluchtje zo weinig
lucht? Misschien trapte ik te joyeus voor de rest.
Maar goed: vandaag was Cannondale het best.
En, de mooie namen van de bergen
zal ik nooit meer vergeten: de Col des 13
Vents en ah, de Col de la Croix de Mounis.
Wie erkent de schoonheid daarvan nu niet?
En later? Later weiger ik opnieuw
mijn schaduw in te laten metselen. Het
verlangen naar winst doortrilt nog gans
dit lijf, en is log als een zwangere zeug.
– Bert Bevers
4 juli – rit 6 – Aix-en-Provence – Montpellier – vlakke rit
Beste André,
proficiat
met je zege,
de sprint
der sprinten
dat was het,
Sagan, Kittel
en the Cav
iedereen losjes
d’r uit gespurt,
hoe zoet smaken
troost, wraak
& glorie?
als onbegenadigde
wielertoerist houd ik
nog altijd
mijn hart vast
bij het zien van
een massasprint:
wat een snelheden,
wat een maneuvres,
wat een geduw,
wat een gekwak,
ik ben blij
dat het mij
in hoge mate
aan talent
ontbrak
– Miel Vanstreels
Of de tranen van Ted King
3 juli – rit 5 – Cagnes-sur-Mer – Marseille – 228,5 km – heuvelrit
Droog je tranen Ted.
Je kunt niet mee naar Marseille, zeven seconden te veel.
Te lang, te traag. Geen kans op koningschap, Ted. Geen kans op geel.
Droog je tranen Ted.
Honderd jaar geleden, geen supporters, wel strakke-gezichten-dorpsbewoners, een woedend onthaalcomité.
Met knuppels en knotsen. Nachtrust verstoord, geen kans om onbebloed weg te gaan.
Droog je tranen Ted.
Honderd jaar geleden, even niet op de vooroorlogse fiets, wel lekker lui de trein, stiekem.
Schreeuwde je je naam uitgeput naar controleposten. Hippolyte! Léon! Eugène! Reed je ’s nachts eenzaam, en heel erg bang.
Droog je tranen Ted.
Honderd jaar geleden, geen volgauto’s of oortjes, maar maalde je, bloedlink, driehonderdvierenzeventig kilometer, alleen.
Misschien één van de glorieuze uitzonderingen die kapot de eindstreep haalden. Misschien tergend lange uren, te laat.
Droog je tranen Ted.
Voor de Belgische koning hoeft het koningschap ook niet meer.
Marseille is voor sprintkoningen of voor vluchtprinsen, voor bazige wegbaronnen. Voor volkse vrijbuiters van één dag.
Droog je tranen Ted.
Het zijn ongeschreven wetten, koning Thomas opende en dirigeerde kilometerslang de debatten.
Maar in Marseille, honderd jaar later. En na toch ook weer een bruuske val, of twee, en een razend, denderend peloton.
Is de koning van Marseille een absolute sprintkoning. Een lachende, blozende en bezwete Engelsman.
– Fleur De Meyer
2 juli – rit 4 – Nice – Nice – ploegentijdrit
Gert Steegmans filosofeert:
‘Ik vind vast mijn draai
want hier zijn zo goed
als geen bochten – minutenlang
vraag ik me af: hoe lang
duurt een seconde
als ik toch snel iets verhelp
aan het jeuken in mijn neus?
Snot. Snot voor mijn ogen, snot
overal. Snot dat mijn denken
beheerst en mijn shirt. Zowat
zesentwintig lange minuten
lang vraag ik me af: hoe lang
duurt een seconde (wat zeg ik
als iemand een seconde
zegt)?
Kut!’
– Frank Pollet
Gert Steegmans vertrekt als 193ste van de 198 renners
1 juli – rit 3 – Ajaccio-Calvi – heuvelrit
Wat een prachtige landschappen!
Hij reed hier nog nooit. Hij weet
van dit eiland geen reet. Of toch:
die messentrekker uit het album
Asterix op Corsica kwam van
hier natuurlijk. In het Frans heet
die man Ocatarinetabellatchitchix,
maar dat weet Gert niet. Wel:
Ozewiezewozewiezewallakristallix….
Ozewiezewozewiezewallakristallix….
Hij neuriet het opgewekt, want
deze Tour zal hij wel weer eens even.
Ergens. Zoals in Gent, als in Parijs. O:
Ozewiezewozewiezewallakristallix….
Als hij het podium passeert ziet hij daar
Jan Bakelants al bijna in dat schone geel
staan, glunderend naar alle lenzen,
hunkerend naar het plakboek van later.
Bert Bevers
Volgens het radioprogramma De Proloog van de VARA droomt iedere wielerliefhebber (met of zonder fiets) er geregeld en schaamteloos en al dan niet hardop van dat hij zelf een ongekend glorieuze overwinning behaalt. Vroeger ja, vroeger. Wat gebeurt er als ik me nu laat gaan?
De aankomst
De allerlaatste rit, de allerlaatste berg,
op de top van de Col du Ciel
ligt de finish, wie vandaag wint
wint de Tour
en ze zitten allemaal in de kopgroep:
van Petit-Breton,Thys, Bottechia,
Coppi, Bartali, Anquetil tot Merckx,
Hinault, Indurain en Contador,
nog 16 km maanlandschap,
nog 16 km aan 11% ,
op naar de 3400 meter,
ik, de nietige, de wielertoerist met
altijd tegenwind, sluit aan en ik
voel me o zo goed,
dansend ga ik de allergrootsten,
de goden zelf voorbij,
achter mij wordt gehoest,
gezwoegd, gevloekt
achter mij wordt gestreden,
geleden, gebeden,
kilometers lang
en rijen dik klinkt
het applaus,
gedragen door mijn dromen
loop ik steeds verder uit,
ik trap de eeuwige ranglijst uit haar
voegen, het wordt me geel voor
ogen, ik hoor de engelen
zingen over eeuwige
roem,
minzaam zal ik juichen,
de rondemiss zal ik voorzichtig
maar innig zoenen,
de hordes journalisten zal ik
telkens weer vertellen
dat ik stijf sta van
de visioenen
-Miel Vanstreels
30 juni – Rit 2 – Bastia – Ajaccio – heuvelrit
Een week geleden in een kil en nat La Roche steun
voor Stijn op weg naar zijn derde nationale trui,
nu fiere gele heerser in de zinderende Corsicaanse stad
waar Napoleone di Buonaparte ooit krijsend werd geboren:
Jan Bakelants laat bij Radioshack champagneflessen knallen,
Wellington Mark Cavendish blijft voorlopig op zijn honger.
En waar zat spurtbom Marcel von Blücher-Kittel,
de Pruis die gisteren zijn Waterloo-slag thuishaalde en
de kleine Empereur Français in zijn bruinmarmeren praalgraf
van de Parijse Dôme des Invalides deed draaien en keren ?
Een jonge Belg als koersende keizer van Corsica,
Sagan die bij moeder Francoise gaat uithuilen
omdat de zege aan zijn neus is voorbij gegaan:
zelfs in de Tour betekent winst slechts roem van één dag
en droogt de winnaar snel zijn vreugdetranen.
Maar wat te denken van het gekke witte hondje
dat op 4km van de finish maar net aan de hakbijl
van de aanstormende Beenhouwerij Peloton ontsnapte:
kon men dat kutlikkertje niet aan de leiband houden
of wou het gewoon even op televisie komen ?
Un nouveau chien perdu sans collier van Gilbert Cesbron.
– willie verhegghe
29 juni – Rit 1 – Porto-Vecchio – Bastia – vlakke rit
Het dikke witte lint in drie geknipt, in het land van honing en hars.
Veelkleurige, veeltalige venten wriemelen, keuvelen, nemen een slok.
Of een hap. Ze zijn angstig. Geven klopjes op de rug. Het is de eerste dag.
De eerste rit. De eerste keer.
In een zwerm kleven ze dicht bij elkaar. Nu nog niet. Het is een ritueel. Nog even.
Ze drummen door dikbevolkte straten. Schuiven langs blauwe bergen.
Duitse en Engelse en Slowaakse kampioenen. Hemelrijders. Helden voor één dag.
En vierenvijftig neofieten. Met misschien wel onvoorspelbaar kamikazegedrag.
In het land van honing en hars is niets rechttoe rechtaan.
Langs de straten bermudabroeken, geschreeuw. En hoop en tranen en troep.
Zuidwaarts zweeft de zwerm. Geflankeerd door een vliegende Franse Patrouille.
Buitelingen en bochten. De Franse kleuren als drakenvuur uitgespuwd.
Een halve zomer lang. Vluchten, twijfelen, doseren, waaieren, klimmen, speculeren.
Heelhuids van dit eiland komen.
Een halve zomer lang. Kopman en knecht. De drang naar voren. De dorst naar geel.
Heelhuids uit dit circus komen. Heelhuids onder de aankomstboog door komen.
Het is de honderdste keer. Een slingerend lint.
Van duizendkleurige ruggen. Gebogen. Breed. Gestrekt.
Een lint van dromen en pijn, geld en vertier. De geur van zweet en asfalt. En achterdocht.
Geelzucht. Een beest dat dag na dag Franse wegen vreet.
In het land van honing en hars en vetes zwermen motorfietsen in een flits weg.
Een schril fluitsignaal. Een schicht doorheen het peloton. Nog drieduizendvijfhonderd kilometer.
De witte vlag wappert en wenkt. Le départ.
De Tour begint. Nu.
– Fleur De Meyer
of
Leven, liefde en dood in 100 Tours
– I –
L’ histoire riche de la douce France
Dit gezegend land, kreunend zoals een vrijend paar
maar dan onder de niet altijd lieve lust
van zijn rijke en bewogen geschiedenis:
elke dag opnieuw bijten opgegraven Romeinen
hun tanden stuk op een gloednieuwe Asterix,
schudt Jeanne d’ Arc de vlammen van zich af en
staat ze slechts met slip en beha getooid te stralen
met de schoonheid van haar coupe garçon.
Zij had renner kunnen zijn, de omgekeerde reïncarnatie
van Jeannie Longo maar dan jong en sierlijk
tot in de kleinste vezels van haar laaiend lijf.
En wat te denken van de protserige koning die de zon
in zijn naam en luizenpruik te pronken zette ?
Of de kleine man uit Corsica die Eiffeltoren-groot wou zijn
maar in Waterloo het finale reiskantoor bezocht
voor zijn muffe dodentocht naar Sint Helena.
Toen ik voor zijn bruin en opgedirkt Parijs’ praalgraf stond
hoorde ik hem klagend in zijn hoogmoed krimpen:
geef mij dan maar de reus van Colombey-les-Deux-Eglises
die twee wereldoorlogen lang zijn grote laarzen
aan de Duitse pantsers poetste, De Gaulle was zijn naam.
Ach, la douce France, spitante speeltuin van Brigitte Bardot
die met de lavende lyriek van haar borsten ongegeneerd
met de gedichten van Rimbaud in competitie ging,
in Charleville-Mézières keert Charles zich nu nog elke dag
met haar hulp wellustig om in zijn wit geblakerd graf.
– II –
Les vrais héros du Tour
Ze zijn met velen, de helden van de Tour
die nu al honderd maal dit gezegend heidens land
van bloedrode wijnen en vrouwelijke wellust
met hun overvloedig rennerszweet besprenkelen,
zout wijwater uit kervend fietslabeur geboren.
Ik groet hen nederig, doe mijn petje voor hen af en
schrijf hun namen sierlijk in een goudgeel boek.
Maar zij die in Parijs ooit de ultieme lauwerkrans
om hun scherpgekoerste kop hebben gevoeld en
daarna in de Grote Oorlog met kogels en schrapnels
uit het rijk van de waanzin werden weggestuurd
zijn mij lief als waren ze mijn vaders.
De gesneuvelde klanken van hun namen stijgen op
uit verlaten graven waar geen bloemenkrans op rust,
heel even nog buigen Alpen- en Pyreneeëncols
hun stenen hoofd en daarna niets meer, vanaf 1919
ging alle Tourgeweld opnieuw zijn gewone gang
van vallen en weer opstaan en creëerden kranten
elk jaar ondoordacht en nonchalant hun nieuwe helden.
Ik denk hier piëteitsvol aan piloot Octave Lapize
die als een fazant uit de lucht geschoten werd,
aan Lucien Petit-Breton die met een legerauto
in een laatste dodenrit over stukgeschoten Franse wegen reed.
Maar de Reus van Colombes, Francois Faber, blijft
met zijn geronnen bloed en een kogelgat in het hoofd
het scherpst op mijn gescheurd netvlies gevangen:
toen hij een gekwetste makker wou ontzetten
werd hij barbaars met de heldendood beloond,
de uitgedroogde en verwelkte zegebloemen van Parijs
liggen kleurloos op zijn groot en stilgevallen hart.
– III –
Les Géants
Zij die met loodzware prehistorische vehikels en
wollen lompen om de lenden met hun zweet en bloed
de Tour kleur en ouderwetse heroïek hebben bezorgd:
hun roem ontstond uit antieke gevechten
met de verlammende limieten van hun eigen lijf en
de hitte op de cols die hun coreurskarkas deed koken.
Zo blijft Oude Galliër Eugène Christophe vloeken
in de smidse in de schaduw van de Tourmalet
waar hij voor eeuwig zijn voorvork blijft herstellen.
De welgeschapen en door een wellicht jaloerse Louison Bobet
‘le Grand Fusil’ genoemde Raphaël Geminiani staat nu
nog stevig rechtop in de stormen van het oude leven
en wat gezegd van de grootste womanizer van het peloton,
genaamd Monsieur Chrono ? Secondenmeester Anquetil
keek op geen uur om een vrouw het hof te maken,
bij zijn stijlvol graf in Quincampoix groeit lavendel
waarmee hij hoog in de hemel in zijn ongeëvenaarde stijl
angelieke schepsels blijft verleiden, ja, zelfs onbevlekt bevrucht.
En hiermee wil ik echt geen erotisch onrecht doen aan hen
die in de Tour hun majestueuze vleugels hebben uitgeslagen:
Coppi, Bahamontes, Merckx, Hinault en andere Indurains
blijven ongenadig heersen in een rijk dat niet van deze wereld is,
hun naam klinkt als een klok uit Middeleeuwse kathedralen,
met weliswaar hier en daar een barst die doping heet,
iets waardoor de ultieme winnaar Armstrong voor een tijdje
via hypocriete streken van de erelijsten werd geschrapt
tot hij bijna zeker ooit in volle eer en glorie wordt hersteld.
Zelf overvloedig zondaar gooi ik nooit de eerste steen
maar ben ik heer en meester in het schenken van vergiffenis.
Ik omarm het circus van de Tour, breng hulde aan zijn clowns
en acrobaten, ga sinds Maître Jacques er niet meer is
ongezien met alle podiummissen naar het illusoire bed.
– IV –
Trois morts et un survivant
of van Ventoux tot Portet d’ Aspet
Zoals een groot zwart doek op een katafalk,
zo ligt de dood van hen die stierven op de fiets
over het geheugen van de wielersport gespreid.
In de Tour denk je dan aan René Pottier
die één jaar nadat hij in 1906 zegevierde
uit puur liefdesverdriet zelfmoord pleegde:
zijn vrouw had hem bedrogen met een vreemde man,
Pottier verhing zich daarna aan een haak waaraan
normaal gezien zijn koersfiets diende te hangen,
rondom hem had hij zijn trofeeën uitgespreid,
een afscheidsbrief viel niet te bespeuren.
Voor mij ligt een foto van René en zijn vrouw:
hij kijkt ernstig in de lens, omknelt zijn fietsstuur,
een bandana-avant-la-lettre boven het getaand gezicht,
ik bespeur een ring aan de linkerhand, zijn trouwring ?
Zijn vrouw draagt een maagdelijk wit feestkleed,
er zitten fiere pluimen op haar hoed,
zij houdt met de rechterhand het koersstuur vast en
raakt heel even de hand van haar man.
Dan was de Franse publiekslieveling van de jaren ’30,
André Leducq, een stuk levenslustiger:
na een ritaankomst in Grenoble ging hij er ’s avonds
op een receptie met de vrouw van de burgemeester vandoor.
De vlucht eindigde snel maar moeiteloos in een liefdesbed,
’s anderendaags won Leducq een loodzware bergetappe,
de burgemeestersvrouw stuurde een gelukwenstelegram
naar zijn hotel, zij was zijn ultieme doping geweest.
Meer dan dertig jaar later werd Helen Simpson de Penelope
die haar Achilles Tom niet meer terug zag komen,
de Britse Ikaros had zich aan de felle zon verschroeid,
het echtpaar Simpson werd op de flanken van de Ventoux
in een Grieks treurspel gedropt, de witte rotsen
van de kale berg maakten Helen met voorsprong en
peilloos diepe pijn tot de grote weduwe van de sport.
En jaren later de jonge Italiaanse god
– Fabio Casartelli was zijn naam –
die in de afzink van de Portet d’ Aspet
zijn zwanenzang met overvloedig bloed bedekte,
het mooie hoofd niet met een helm bekroond,
een ordinaire betonnen blok slaat alle leven stuk,
de woeste waanzin van de veel te jonge dood.
– V –
Paysages et femmes
Elk jaar opnieuw zijn zij present langs het parcours:
de mooie vrouwen in de volle glorieuze overgave
van hun genereuze ongerepte schoonheid.
Soms bedekt alleen de zon met haar verblindend licht
de stukjes paradijs waar mannen zot van zijn:
de borsten in de strak gespannen t-shirts,
hun lokkend oog, de lava van hun lippen,
de vermoede venusheuvels die de Alpen tarten.
En de renners: met geveinsde schroom fietsen zij
er flitsend langs, de grijpgrage handen aan het stuur
maar in hun hoofd het vuur dat zelfs niet met
het ijskoud water van een bergrivier te blussen is.
De cols staan pijnlijk in hun blik geëtst,
horden zonnebloemen vernederen de gele trui en
ingeslapen dorpen geeuwen zich te pletter
wanneer de karavaan met knettergek en hels kabaal
de klokken in de kerken aan het luiden brengt.
Ik, ik denk tot piëteitsvol slot aan la vielle dame
Yvette Horner, 90 nu maar in mijn gewillig oor en oog
steeds van op het dak van een Citroën-Traction-Avant
met haar virtuoze vingers aan de toetsen
van een rode harmonica, haar brandend rosse haar
wild waaiend in de Franse winden die de Tour
in een weelderige waas van pure rijkdom hullen.
Al klinkt richesse hier stukken mooier:
Vive le Tour !
– willie verhegghe
ook te lezen in De Muur (41)
Woensdag 15 mei 2013 – De lok van de laptop, de dwingelandij van een agenda, het schuldgevoel bij een etmaal zonder schrijven? Foert! De dagen zijn er om van te genieten en dus trek ik met Paul Rigolle mee diep het Waasland in. Daar zijn drie goeie redenen voor. In Puivelde – of all places – is het koers, langs het parcours woont dichter Piet Brak en een andere Aboriginal, Frank Pollet, houdt er de startvergadering voor de vierde jaargang van GeelZucht, het pelotonnetje dichters dat straks weer schrijvenderwijs de Tour zal volgen. Hoewel ik dit keer pas voor deze poëtische krachttoer richting Parijs – ik wil ook wel eens een rustige julimaand en het is tenslotte een losvast collectief – ben en blijf ik uiteraard vurig supporter van het project dat me de voorbije drie zomers veel kameraadschap en literair plezier bezorgde. Ik kijk er dan ook naar uit om daar, in het decor van een kermiskoers, het team van GeelZucht IV te ontmoeten.
Nadat aan de Sint-Jobkerk liefst 197 renners de weg worden opgestuurd voor een wedstrijd van 170 kilometer, gaan we weliswaar eerst langs bij Piet Brak. Recent verscheen van hem ‘De omtrek van een gedicht’, een selectie uit zijn werk van de voorbije vijftig (!) jaar, en van die bundel willen Paul en ik een gesigneerd exemplaar. De ontvangst is bijzonder hartelijk, we moeten plaatsnemen op het tuinterras voor een koffie, worden ook meegetroond naar binnen om zijn grafisch werk van vroeger te bekijken en genieten tegelijk van de onweerstaanbare charme van het meer dan tweehonderd jaar oude huisje, waarvan de authenticiteit grotendeels bewaard is gebleven.
Na een tweede kop komt ook de bende van Pollet binnenwaaien, het is te zeggen vier vijfde, want meteen na het Tourconclaaf verkoos Miel Vanstreels de trein te nemen, er staat hem – naar Maastricht – nog een halve dagreis te wachten. Ouwe getrouwen Bert Bevers en Willie Verhegghe zijn er wel en we maken ook kennis met Fleur De Meyer. Na Sylvie Marie en Yella Arnouts zal zij dit keer bij GeelZucht voor de vrouwelijke inbreng zorgen.
Met zijn zevenen zitten we daar plots, in een fabelachtige tuin bovendien, en wat zich verder in Puivelde afspeelt laten we dus even aan ons voorbijgaan. Want dichters ondereen, die hebben elkaar veel te vertellen. Over de pennenvruchten en de plannen, de laatste roddels in letterenland en de kloterij die tegenwoordig met het uitgeven van poëzie in Vlaanderen gepaard gaat. Over de kliekjes en de cultuurpausjes, de opgeblazen voorlezers-uit-eigen-werk, de pretentie van de uitverkorenen. Over subsidies die worden gearrangeerd en dichters opzij gerangeerd, zodoende prachtige gedichten en prima oeuvres totaal worden genegeerd. Over de manier waarop wíj het zouden aanpakken, onze zachte woede op een keer moeten omzetten in daden. En de toegeving dat we nu eenmaal brave jongens zijn, de alle discussie dovende dooddoener dat het mààr poëzie is.
Als we opstappen en weer aan de straatkant staan, moeten we trouwens vaststellen dat het peloton ook zonder dichters rond de kerktoren is blijven draaien – en met hen de soigneurs en de supporters, de tooghangers en de worstenverkopers, bijgevolg de hele santenkraam, de wereld zondermeer alsmaar verder draait. Al is het goed om weten dat er ook onder coureurs wel eens in de slag wordt gegaan, een gat gelaten en een kwak uitgedeeld.
Overigens gaat de zege in die wielerwedstrijd naar de totaal onbekende Robin Carpenter, een telg uit het beloftenteam van George Hincapie. Een naam om te onthouden, want de manier waarop de amper twintigjarige kerel uit Pennsylvania in de slotkilometers Maxim Vantomme en de hele jagende meute vóór blijft, getuigt van een sterk staaltje hardrijden. An American in Puivelde dus. Het zou de titel voor een gedicht kunnen zijn.
– Patrick Cornillie